Home » Veehouderij » “Een varkenshouder zal er alles aan doen om te voorkomen dat zijn dieren ziek worden”
Veehouderij

“Een varkenshouder zal er alles aan doen om te voorkomen dat zijn dieren ziek worden”

Ik zie de varkenshouderij in Nederland als een bedrijfstak om trots op te zijn. We leven echter in een snel veranderende wereld en dan is de kunst om bij te blijven door vooruit te kijken”, aldus u, meneer Vonk, op de website van uw praktijk.
Vonk: Ja. Vanuit de hele wereld komen mensen kijken hoe we hier onze varkens houden, ik denk dat de rest van Nederland dat nog onvoldoende beseft.
Van Beers: Een terechte opmerking, vind ik. Zowel vanuit de dierenartsen als vanuit de dierhouders zijn er de laatste jaren gigantische stappen gemaakt om vanuit een positieve houding de sector te verbeteren en de diergezondheid naar een hoger niveau te brengen. Dierenartsen en –houders hebben elkaar de laatste jaren beter kunnen
vinden en trekken gezamenlijk op.
Vonk: Wat we nog een beetje missen, is om dat ook goed te communiceren, om te laten zien hoe open we zijn en welke innovaties er gedaan zijn.
Jansen: Klopt. Na de uitbraak van de varkenspest in 1997 hebben maatschappelijke organisaties milieu, diergezondheid en -welzijn aan de orde gesteld. In eerste instantie was de sector onvoldoende in staat daar op een goede manier op te reageren. Dat waren wij niet gewend. De sector heeft zich ten doel gesteld om uit dat verdomhoekje te komen. De staldeuren gaan wagenwijd open om aan de maatschappij te laten zien wat we doen. Dat doen we door zoveel mogelijk in dialoog te treden, maar ook door te laten zien dat we zelf stappen willen zetten om te verduurzamen en willen inspelen op de wensen van de samenleving.

De veehouderij heeft het antibioticagebruik ten opzichte van 2009 met 58 procent gereduceerd, blijkt uit een recent rapport van de Stichting Autoriteit Diergeneesmiddelen.

Jansen: Dat is een resultaat waar we oprecht heel erg tevreden over mogen zijn, daarvoor zijn grote inspanningen gedaan. De kracht van het antibioticabeleid is dat het vanuit de sector, samen met de dierenartsen en de overheid, is opgezet. Daarmee creëer je draagvlak, het is geen regelgeving die door de overheid is opgelegd. Alle acties die in het oorspronkelijke masterplan waren opgenomen, zijn door de varkenshouderij uitgevoerd.
Van Beers: Antibioticumgebruik is een eerste middel om dit te meten en deze cijfers zijn mooi. Maar er zijn wel wat kanttekeningen. Daar waar je dieren houdt, blijven bacteriën aanwezig die van tijd tot tijd, als ze zich manifesteren en ziekte veroorzaken, bestreden moeten worden. Het belangrijkste is dat er op termijn antibiotica beschikbaar blijven om dieren die ziek worden, te kunnen behandelen. Dus we moeten ze verantwoord toepassen, om te voorkomen dat je de antibiotica over een aantal jaren niet meer kunt inzetten vanwege resistentie. Eigenlijk maakt het weinig uit hoeveel er gebruikt wordt – wat me interesseert is dat die resistentie via het milieu of via voedingsmiddelen van dierlijke oorsprong met mensen in aanraking komt.
Vonk: In de praktijk merk ik dat varkenshouders nu veel vatbaarder zijn voor structurele, preventieve adviezen en niet alleen dieren beter maken als ze ziek zijn. Er is meer aandacht voor en niemand wil het slechter doen dan zijn buurman: als hij het kan, dan kan ik het ook. Die mindset is structureel veranderd.

Wat zijn de concrete gevolgen van die veranderde mindset?

Van Beers: Antibiotica waren in het verleden relatief makkelijk beschikbaar en werden nog weleens aangewend om makkelijke oplossingen te bieden. Nu merk je dat de alternatieven veel meer gebruikt worden. We moeten alle mogelijke maatregelen nemen om de diergezondheid te bevorderen en daarvoor is preventie cruciaal.
Jansen: Een boer verzorgt zijn dieren met passie en 24 uur per dag. Een varkenshouder vindt niets vervelender dan dat zijn dier ziek is. Zowel vanwege dierwelzijn als vanwege de kosten – een ziek dier kost immers geld. Een varkenshouder zal er dus alles aan doen om te voorkomen dat zijn dieren ziek worden. Dat is een vast onderdeel geworden van de bedrijfsvoering.
Vonk: Er wordt inderdaad veel meer gekeken naar onderliggende oorzaken, zodat kan worden voorkomen dat een dier ziek wordt. Daarvoor zijn allerlei maatregelen. De ventilatie in stallen kan veel uitmaken, of het management op een bedrijf. Krijgen medewerkers ook de adviezen te horen die een dierenarts geeft? Daarnaast zijn er grote ontwikkelingen geweest in vaccins. Voor ziektes waar een aantal jaar geleden nog geen middel tegen was – hooguit antibiotica voor bijverschijnselen – bestaan nu wel goede vaccins. Bijna elk dier wordt geënt en dat verkleint ook weer de kans dat andere ziektes kunnen aanslaan. Ik hoef mensen dan ook nauwelijks te overtuigen van het nut van een bepaald vaccin, als daarmee een ziekte bij de dieren bestreden kan worden. Ik merk ook dat er veel meer arbeidsvreugde is bij varkenshouders als het goed met de dieren gaat, ze beleven er veel meer lol aan.

Hoe ziet de toekomst eruit, hoe kan het beter?

Van Beers: Je moet niet verbaasd zijn als het in het begin met grote stappen ging, en in deze latere fase met kleinere stappen – vergelijk het met afvallen, dat gaat op dezelfde manier. Maar uit de gegevens blijkt dat er best wat verschillen zijn in de mate waarin bedrijven antibiotica gebruiken. Zolang er verschillen zijn, kunnen mensen van elkaar leren en is er ruimte voor verbetering.
Jansen: Ik vind ook dat je ondernemers op het juiste moment moet belonen. Zij hebben samen met dierenartsen en voervoorlichters gekeken welke maatregelen er genomen moesten worden. Dat kost tijd en moeite. Beloon de bedrijven die nu ‘in het groen’ zitten, en zorg dat bedrijven in het rood incentives hebben om in het groen te komen.
Vonk: Bij boeren die in het rood zitten, starten we binnenkort met iets nieuws. We gaan met een onafhankelijk procesbegeleider kijken welke stappen al zijn gezet en waar het beter kan. Dit kan bijvoorbeeld op het persoonlijke vlak op het gebied van onderlinge communicatie zijn. Of misschien heeft het bedrijf niet de financiële ruimte om de benodigde investeringen te doen.
Van Beers: Gelukkig begint de overheid zich nu langzaam te scharen achter het idee van incentives. Het is nog lastig om voor een goede vorm te vinden. Controleurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit gaan bij varkensbedrijven op bezoek om te kijken hoe ze ervoor staan. Je zou kunnen zeggen: bedrijven die het al goed doen, komen zo laag op het lijstje, dat ze de komende vijf jaar niet bezocht worden.  
Jansen: In die richting denken wij ook. De varkenshouders moeten dit uiteindelijk uitvoeren, in samenwerking met de dierenartsen. Dat kan alleen als je mensen gemotiveerd houdt. Zo werkt het overal, en dus ook in de varkenshouderij.

Next article